Ik was erbij toen Pia Burrick haar eerste stappen in het wereldje van de beeldende kunsten zette. Dat was in 'de Groene Wandelinghe' in Brugge (1984), waar ik toehoorders heb ingewijd in de jonge onstuimige oeuvres van twee aanstormende Brugse talenten, twee knappe mensen in de meest uiteenlopende betekenissen van het woord: Pia Burrick en Koen Scherpereel zaliger. Van Koen herinner ik mij zijn toen nog onversneden grafisch werk, hoe hij begenadigd met plaat en naald kon vertellen. Van Pia herinner ik mij een spel van lijnen, maar die waren merkwaardigerwijs van lood. Het licht was een ander element. Dat kwam omdat ze met glas werkte. Hoewel Pia sindsdien continu en logischerwijs met die materie wordt geassocieerd, vallen er nog wel parallellen te trekken tussen deze twee talenten: hun levenslust, het enthousiasme en vooral de kracht van de lijn.
Het oeuvre van Pia had toen al een meer dienende functie. Het drong zich nooit op. Het was er vooral voor en met het licht. Wat Pia deed, was gewoon alles mooier maken. Een onmetelijke verdienste. Ik weet dat het vrolijk stemde, positief aanvoelde, dat het goed was. Het nam licht op en gaf dat terug, het weerkaatste, het tintelde en liet je ademen en dromen. En dat is tot op vandaag gebleven.
Pia is op haar best wanneer ze samenwerkt met architecten en haar werk een subtiel geïntegreerde toegevoegde waarde betekent. Wanneer ze rekening houdend met tal van factoren en niet in het minst met de spelingen van het licht accenten mag leggen, het verhaal van een huis af mag maken.
Ook haar atelier is kunst: het glas, oud en nieuw, de brokstukken, de schetsen, de verzamelingen, de probeersels, le tout.
Ik herinner me een periode dat Pia van het lood afwilde. Het lood werd immers geassocieerd met kerkramen en je wilde toch wel eigentijds werk maken, meer dan glazenier zijn. Louter ambacht, dat was een vloek. Pia greep naar lijm, gekleurd glas en maakte collages. Ik heb het nooit echt je dat gevonden en zij blijkbaar ook niet. Immers, door vlakken aan elkaar te lijmen werd de lijn uitgeschakeld, terwijl dat net haar sterke punt is. Pia tekent erg goed. De lijn van lood, die afbakent en vertelt, moest en zou terugkeren. En kijk, vandaag neemt ze weer een prominente plaats in haar werk in.
Met regelmaat wordt de vraag gesteld of dit nu ambacht is of kunst. Pia en zij die vertrouwd zijn met kunst, die weten het wel. Feit is dat glas en lood voor haar nog amper geheimen kennen en dat praktische bezwaren nauwelijks nog het vormgeven van haar fantasieën in de weg staan. Een onschatbare verworvenheid.
Ik kom Pia ook graag tegen in het kleine wereldje van de grote ego's van de pure kunst, wanneer ze met oude dakvensters een conceptueel werk maakt en tegelijk subtiel laat merken waar ze in de maatschappij voor staat. Haar inbreng in het Mater-project in de Magdalenakerk. De eenvoud waarmee ze met glas en lood haar eigen gezin bij het ontbijt vorm geeft. Het portret van haar schoonvader, haar dagboek op kleine vierkanten glazen plaatjes geschilderd. Dàt zijn de vele Burricks waar ik van hou. En ze blijft experimenteren. Ik zou dus zeggen: the best is yet to come!
Naar Johan Debruyne, opening tentoonstelling Speelmanskapel, 2008